Hoe leg je uit dat economische groei een halfbakken idee is? Dat kan als je een begrip kunt munten waar iedereen zich een beeld bij kan vormen. Fantoomgroei is zo’n woord. Hulde voor Sander Heijne en Hendrik Noten voor hun boek met die titel.
Met hun boek Fantoomgroei – waarom we steeds harder werken voor steeds minder hebben zij een nieuw woord tot leven hebben gewekt dat gelijk ook wat onthult over de betekenis.
Het is een ingewikkelde kwestie, die economische groei en het bruto binnenlands product, en tevens één die veel mensen treft. Indirect misschien, in politieke discussies die over hun hoofden heen gaan. En als zelfs VVD-leider Mark Rutte op een partijcongres oproept tot hogere cao-lonen is er iets aan de hand.
De voedselbank is misschien niet voortgekomen uit een bewuste keuze, maar is wel een logisch voortvloeisel uit politieke besluitvorming. Armoede is in Nederland een relatief begrip, maar het is gewoon een gebrek aan geld om dagelijkse rekeningen te betalen. Werken voor geld is prima, maar dan moet je er wel normaal van kunnen leven. Wonen is een recht, maar wie krijgt wanneer toegang tot een sociale huurwoning of kan een huis kopen?
Journalist Heijne en bestuurskundige Noten hebben een actuele en boeiende zoektocht beschreven in de wereld van de economie, de economie in brede zin waar we allen deel van zijn. Het Grote Vrolijke Staatshuishouden waar niet alleen welvaart maar ook welzijn een plaats heeft.
Het boek is een historische schets van de economie van na de Tweede Wereldoorlog. Heijne (1982) en Noten (1991) doen daarnaast nadrukkelijk een oproep om die economie eerlijker en duurzamer te maken. Het is een noodzakelijk geworden activisme.
Een gelijkblijvende lijn
Hun onderzoek ontstond naar aanleiding van een simpele lijngrafiek uit een onderzoek van RaboResearch, waarin de winsten uit het bedrijfsleven van de afgelopen decennia zijn weergegeven naast de ontwikkeling van de lonen. De bedrijfswinsten laten daarin vanaf de jaren ’80 een enorme en vrijwel blijvende stijging zien, de lonen kabbelen daar in een gelijkblijvende lijn ver onder.
De beperkingen van economen en modellen, de soms dubieuze verwevenheid tussen politiek, bedrijfsleven en ambtenarij, de ijdelheid en zelfoverschatting van politici en de zucht naar macht. Nee, aan menselijk tekort ontbreekt het niet in het boek.
Laat ik beginnen met de titelverklaring van dit stuk. Het is een tussenkopje in het boek, maar drukt heel goed de status uit van het bruto binnenlands product (bbp). Dat begrip is ten onrechte heilig verklaard door veel economen en politici. Het suggereert een meetbare en wetenschappelijke werkelijkheid, maar het klopt niet en verhult de werkelijkheid. Weg ermee!
Het bruto binnenlands product en WOII
Dat het bbp onderdeel was van de Amerikaanse oorlogseconomie wist ik niet. Na de Japanse aanval op Pearl Harbor in 1941 zetten de VS vol in op de productie van schepen, vliegtuigen en wapens voor de oorlog. Aangezien er een flinke achterstand was op Duitsland, dat zich in de voorgaande jaren volop had bewapend, zochten ze een manier om de voortgang – de nodige groei – te volgen.
Om de ontwikkelingen van de productie tijdelijk en concreet te kunnen volgen, is het model van het bruto nationaal product bedacht. Dat het een vigerend economisch model zou worden voor andere landen was dus helemaal niet bedoeling.
Dat het model beperkt is, maken de schrijvers duidelijk met het voorbeeld – in lijn met het ontstaan van het model – van Amerikaanse kogels. Voor het bbp is het goed dat de ene Amerikaan de andere doodschiet: door met een Amerikaans wapen en Amerikaanse kogels te schieten draagt hij positief bij aan het bbp. Absurd, maar het klopt.
Het neoliberalisme van Friedman
Om bij het internationale kader van het boek te blijven, is het nodig om de invloed van de Amerikaanse econoom Milton Friedman te noemen. Hij is één van de belangrijkste vertegenwoordigers van het neoliberalisme, dat de markteconomie altijd voorrang geeft en de overheid slechts als beperkte toezichthouder ziet. Dat zou de individuele vrijheid van ons allen ten goede komen.
Zijn ideeën zijn een uitwerking van het werk van de Oostenrijkse econoom en politiek filosoof Friedrich Hayek. Friedman maakte school op de faculteit Economie in Chicago. Vandaar dat zijn leerlingen de Chicago Boys werden genoemd, waarvan velen deze plannen in Chili konden uitwerken onder het regime van dictator Augusto Pinochet.
Niet alleen elektriciteit ook zaken als drinkwater zijn daar geprivatiseerd en de kosten van levensonderhoud zijn hoog (directe belastingen). Er is veel armoede en de verschillen tussen arm en rijk zijn zeer groot. Zonder dat je kop er gelijk afgaat, mag je er tegenwoordig wel wat van zeggen, maar of dat jouw vrijheid of de gezondheid van je oude tante in Concepción helpt?
Akkoord van Wassenaar
En dan gaan we terug naar Nederland in 1982. De economische situatie ten lande is slecht. Er is grote werkloosheid, de industrie waaronder de scheepsbouw staat er slecht voor. Hoewel de PvdA het in de verkiezingen goed heeft gedaan (47 zetels) komt de partij niet in het kabinet. Ruud Lubbers wordt voor het eerst premier, namens de fusiepartij CDA.
Lubbers was eerder minister van Economische Zaken en werkte op het ministerie samen met de hoge ambtenaar Frans Rutten, econoom en adept van de neoliberale stroming. Rutten zal zich gesteund hebben gevoeld door de omarming van het neoliberale gedachtegoed in de VS en Groot-Brittannië onder Reagan en Thatcher.
Rutten had grote invloed op het beleid, door zijn publicaties en zijn werk op het ministerie. Onder Lubbers wordt het minimumloon verlaagd, de markt voor uitzendbureaus geopend en worden meer tijdelijke contracten in het bedrijfsleven mogelijk. Maar de vakbonden, met name de FNV onder leiding van Wim Kok, staan dan verdere hervormingen in de weg.
Door eerdere bezuinigingen van de kabinetten Van Agt daarvoor was de stemming tussen werkgevers, werknemers en regering grimmig. Lubbers voerde de druk op de vakbeweging hoog op om te tekenen voor loonmatiging. Kok ging overstag en ging akkoord. De ‘nullijn’ was een feit.
Wat is een economie?
Politiek is economie en economie is politiek. Waar het ene ophoudt en overgaat in het andere is vaak onduidelijk. Heijne en Noten hebben na hun gang door literatuur en denkers het volgende bedacht.
Economie is niets meer (of minder) dan het vermogen van een groep mensen om samen een probleem op te lossen.
En die samenwerking begint bij het vaststellen van die problemen en kiezen van welke zaken het eerst moeten worden opgelost. De neoliberale weg loopt dood, voor mens, dier en planeet.
Waarom profiteren werkende mensen steeds minder van de rijkdom die ze creëren? Het is de kernvraag van het boek, maar vanzelfsprekend is er geen kant-en-klaar antwoord. Maar dat het antwoord niet schuilt in economische groei, in loonmatiging die de rijkdom van de 1% verder vergroot of het vermogen van de techreuzen spekt, of door ecocide van het bedrijfsleven onbestraft te laten, dat maakt dit boek meer dan duidelijk.
Onze politieke partijen zullen meer naar de inzichten van een econoom als Mariana Mazzucato moeten luisteren en handelen, vind ik, bijvoorbeeld zoals zij voorstelt in de Volkskrant. En niet naar Mark Rutte, voor wie Hayek de favoriete filosoof is, En niet naar een econoom als Frans Rutten die dacht de komst van Jezus op aarde te kunnen voorspellen.