Op 10 oktober demonstreerden duizenden mensen in Amsterdam tegen het TTIP-verdrag. Dit Transatlantic Trade & Investment Partnership zou de handel tussen Europa en Amerika moeten bevorderen. Maar er schuilen veel addertjes onder het groene gras.
Dit handelsverdrag tussen Amerika en Europa bedreigt niet alleen democratie en vrijheid van Europese staten, maar ook zaken als milieu, voedselveiligheid, arbeids- en consumentenrechten.
En dan is er ook nog CETA.
CETA? Ja, de Comprehensive Economic and Trade Agreement, een vergelijkbaar verdrag tussen de Europese Unie en Canada.
Langzamerhand heeft TTIP en de bezwaren daartegen wel enige bekendheid gekregen, maar vrijwel parallel aan de totstandkoming daarvan vinden ook onderhandelingen plaats in het kader van CETA.
Op de demonstratie van oktober liepen slechts een aantal demonstranten met borden tegen beide handelsverdragen, want CETA heeft minder bekendheid. Het gevaar van dit akkoord is dat het een sluiproute kan worden voor hetzelfde onderdeel van TTIP dat als grote bedreiging wordt gezien: ISDS. De regeling die het keurslijf van vrijhandel bevestigd.
Bemiddeling of chantage
Met name ISDS – het Investor-State Dispute Settlement – wordt gezien als het binnenhalen van het paard van Troje. Goedkeuring van TTIP zou betekenen dat grote Amerikaanse bedrijven enorme claims kunnen indienen tegen wet- of regelgeving van nationale of Europese overheden als hun belangen of zelfs maar hun winstverwachting worden geschaad.
Goedkeuring van CETA zou betekenen dat Canadese multinationals dat ook kunnen doen. Maar aangezien de grote Amerikaanse bedrijven ook kantoren hebben in Canada kunnen zij die claims ook via dat land inbrengen. Waarmee goedkeuring van CETA vergelijkbare consequenties zal hebben als TTIP.
Deze soort claims – van soms miljarden dollars – zijn eerder via een vergelijkbaar verdrag tussen oa. Noord-Amerikaanse landen (NAFTA) gehonoreerd. Ironisch genoeg is Canada zelf ook via NAFTA door een ISDS-claim getroffen.
Zelfs de suggestie van het indienen van zo’n claim heeft al invloed op de besluitvorming van een land. Wil je zien hoe dat in zijn werk gaat? Kijk dan de Tegenlicht-aflevering van 4 oktober even terug, waarin het al dan niet exploiteren van een – zwaar vervuilende – goudmijn in Guatemala aan de orde komt.
Daarmee is deze zogenaamde vrijhandel een vorm van chantage geworden.
Walhalla voor juristen
Het zorgelijke is daarnaast dat deze multinationale bedrijven nog geen zaak hebben verloren. Deze ISDS-zaken worden voorgelegd aan het International Centre for Settlement of Investment Disputes (ICSID), onderdeel van de Wereldbank. De beoordeling wordt gedaan door een raad van drie benoemde functionarissen uit de gelederen van de Wereldbank Groep.
Omdat deze verdragen omvangrijk en complex zijn én er veel geld mee gemoeid is, pakken de grote internationale advocatenkantoren deze zaken graag aan. Zozeer zelfs dat er meegedingd wordt door meerdere kantoren. Een claim is op zich dus al handel geworden. De vaak meer dan duizend pagina’s tellende verdragen worden ‘een walhalla voor juristen’ genoemd.
Onduidelijk doel
In Tegenlicht wordt de de Brits-Koreaanse econoom Ha-Joon Chang geïnterviewd. Hij zegt daarin bijvoorbeeld dat het onduidelijk is welk doel deze verdragen nu eigenlijk dienen. Het gaat eigenlijk prima met de handel tussen Europa en Amerika. De importheffingen zijn over en weer al zeer beperkt.
Dus moet het antwoord op de vraag naar de motivatie achter deze verdragen elders liggen. Maar waar? Over vrijhandel is de econoom wel duidelijk. Dat begrip is niet economisch of wetenschappelijk verankerd. “Vrijhandel is politiek”, aldus Ha-Joon Chang. Slavernij en kinderprostitutie zijn ook handel, maar dat wordt over het algemeen toch veroordeeld.
Foto: Frank Lucas