De nationalistische bombast die je in vrijwel alle Europese landen hoort, is vrij stuitend. Natuurlijk zijn er zaken waarop je als inheemse burger trots kunt zijn op je land.
Maar doe daar ten koste van de gedeelde belangen van Europa niet al te verheven over. Dat is gevaarlijk en dom. Natuurlijk zijn er kwesties met een democratisch Europa. Zoals de vraag naar echte Europese politici of waar de Europese burger is?
De komende Europese verkiezingen op 23 mei kun je niet op een Europese kandidaat stemmen. Toch zou het geweldig zijn om als Nederlander in de toekomst te kunnen kiezen voor – stel – een Tsjechische kandidaat voor het Europees Parlement.
Gewoon omdat ik die goed vind, omdat die over de grenzen heen kijkt en de belangen van alle Europese burgers in de smiezen houdt.
Een Tsjech die bijvoorbeeld denkt dat een islamitische, Syrische oorlogsvluchteling best met een Tsjechische pils aan de stamtafel in Brno kan aanschuiven, nadat hij zijn kinderen naar school heeft gebracht, zijn eigen Tjechische les heeft gehad, boodschappen heeft gedaan in een halal-winkel en iets leuks voor zijn vrouw heeft gekocht.
Iemand die blij is dat de man (en zijn familie) verlost is van dat jarenlange, verdoemde verblijf in kamp Moria, Lesbos, Griekenland. De schande van het huidige Europa, waar het schaamrood nog lang van op de kaken zal staan.
Verenigd Knokenrijk
Maar die keuze kan nog niet gemaakt worden en van dergelijke Europese politici zie ik er nog veel te weinig. Waar zijn ze? Worden ze opgeslokt of monddood gemaakt door de bestaande structuren? Door nationale belangen of kortzichtige politiek? Of verblind door een achterhaald zelfbeeld, zoals in het Verenigd Knokenrijk.
Feit is dat de Europese politiek ver van de burger afstaat, omdat er onder meer een democratisch gat is. Joris Luyendijk, correspondent Slecht Nieuws bij De Correspondent verwoordde het in een artikel over de Brexit aldus:
Maar wat vrijwel totaal ontbreekt, is een Europese publieke opinie ofwel een ‘demos’. Europeanen hebben geen ‘virtuele’ plek waar ze in hun hoedanigheid van EU-burger plannen en voorgenomen beleid kunnen aftasten en bediscussiëren, waar ze zich kunnen uitspreken voor de soort EU die ze willen.
Die ‘ruimte’ is er dus niet. En die moeten nationale en Europese politici maken. Maar dan zouden bijvoorbeeld de leden van de Europese Commissie, de ministers, van hun toegeknepen, nationale billen moeten worden verlost. Want angst eet ook hier de bleke zieltjes op.
Zie hoe politici als Dries van Agt of Ruud Lubbers opeens interessantere en belangrijker gedachten bleken te hebben, ná hun politieke carrière. Realiseer je hoe treurig het is als bestuurder of politicus dat je meest waardevolle bijdrage aan het openbaar debat en je publieke leven terechtkomt in je memoires, waar sowieso bijzonder weinig mensen in geïnteresseerd zijn.
Duizendjarig Europa
Ongetwijfeld zijn er, ondanks de uitvoerig geboekstaafde, slechte ervaringen, nog mensen die dromen van een duizendjarig rijk. Hardleerse gekkies zijn ook van alle tijden. Maar het idee dat er nog ten minste duizend jaar een Europa is mét vrije mensen, is wel een hoopvolle gedachte.
Die grenzen zijn niet hard leert de geschiedenis, maar hebben veel mensenlevens geëist. De tijdspanne lijkt indrukwekkend, het is een scheet in het heelal (Chinees spreekwoord).
Een groot kenner van de Europese politici of denkers ben ik niet. Daniel Cohn-Bendit en Frans Timmermans (‘TimmerFrans’) beschouw ik als goede voorbeelden. Of Ulrike Guérot, die wel die ruimte wil maken om openbaar over de toekomst van Europa na te denken.
Speciale vermelding wat mij betreft voor Judith Sargentini, die onlangs een sterk rapport maakte over die nare despoot, nep-nationalist en zelfverrijker Victor Orban. Dat zijn uiteindelijk het type politici en de mensen die we zoeken.
Zij gaat er mee stoppen na de 23e mei, maar laten we hopen dat het niet het laatste is dat zij voor de publieke zaak heeft gedaan. Haar Europese carrière bewijst wel dat een lange adem gevraagd wordt. En dat is soms echt te lang, zeg ik als Europees burger.