Dwars door het Allegheny National Park gaat de reis. Vanuit Pittsburgh vertrokken we maandag 4 augustus richting Niagara Falls, Ontario, Canada. Het is geweldig om door dit landschap te rijden. Met grote wielen door Pennsylvania en het nationale park. De grote wielen van de Chevrolet hebben als voordeel dat je weinig last hebt van slechte wegen.
De ongemakkelijkheid over die auto keert even terug, want in Niagara Falls hebben we een hostel geboekt. Kom je aanzetten met die grote bak.
Opvallend als je zo door de kleine plaatsen rijdt, is de Amerikaanse vlag. In vrijwel ieder dorp zijn vrijwel alle lantaarnpalen in de hoofdstraten voorzien van een exemplaar, alsof het iedere dag 4 juli – Independence Day – is.
Het is een prachtige rit door de natuur in het park en het lekkere weer. Als we Buffalo naderen komen we weer op de highway. We rijden om de stad heen en komen bij de grensovergang die via de Rainbow Bridge naar de Canadese kant van Niagara Falls leidt.
Er is een enorme file door de uitgebreide grenscontrole. Het duurt meer dan een uur voor we de brug over zijn en bij ACBB Hostel Niagara aankomen.
We ontmoeten Patrick en Shelley, het echtpaar dat het hostel runt en eigenaar is. Ze zijn bezig de stroomvoorziening helemaal om te schakelen naar zonne-energie. Vandaar dat er ’s nachts nog een generator moet draaien. Een heel gedoe, stroomuitval enzo.
Tips tijdens verblijf
Patrick heeft zijn podium gevonden achter de balie. Aan alle gasten laat hij weten wat de goede plekken in de buurt zijn. Hij verpakt die tips in mooie verhalen. We zouden dus bij café Yanks kunnen gaan eten, want daar was ook uitstekende wifi-verbinding.
Niet van Yanks zelf, zegt Patrick, maar van de ‘veel te dure’ Starbucks daartegenover. (Wachtwoord ‘hotcoffee’, mocht je in de buurt zijn.) Je zit dan eigenlijk al op Clifton Hill, de luidruchtige en vrij verschrikkelijke toeristenkermis van Niagara Falls. De watervallen zelf, zowel aan de Amerikaanse als Canadese kant (The Horse Shoe) zijn overigens wel indrukwekkend.
Een ander waardevolle tip van Patrick betrof een wandeltocht langs de aldaar vervaarlijk stromende Niagara River. We maakten die tocht van zo’n 3 uur, waarbij we uitkwamen bij de Whirlpool. De rivier maakt daar een bocht van 90 graden, waardoor er een enorme maalstroom is gevormd door het water dat eerst rechtuit wil.
Toen we bij de Whirlpool even uitrustten, verscheen er opeens een hele familie Amish. Ik raakte even in gesprek met een man uit het gezelschap. Een boer merkte ik op door zijn stevige, eeltige handdruk. Ze kwamen uit Indiana, dat was ‘a six hour drive’. Waarschijnlijk toch niet met paard en wagen?
In de buurt van Niagara Falls bezochten we ook Niagara On The Lake. Het meer is Lake Ontario dat met Lake Erie het hele gebied – meer een landstrook – insluit. Hier is de Engelse invloed onmiskenbaar, je zou je bijna in Midsomer Murders wanen.
Ithaca – stad van onderwijs
Na een paar dagen namen we afscheid van Patrick en Shelley. Met het zwarte monster opnieuw het avontuur tegemoet, want in Ithaca zouden we onderkomen vinden in het EcoVillage.
Een ‘intentional community’ wordt het genoemd. Duurzame landbouw, biologisch voedsel, zonne-energie, gezond bouwen en een coöperatieve gemeenschap. Het is er erg mooi. We hebben niet alle activiteiten kunnen meemaken, maar djembe workshops en het uitwisselen van zelfgemaakte jam en yoghurt zijn er zeker onderdeel van.
De bij het dorp aangesloten boerderij kwamen we tegen op de biologische markt van Ithaca. Opmerkelijk was dat er – in de zomer – volop boerenkool te krijgen was. Altijd gedacht dat dat iets typisch Nederlands was. Curled kale heet het daar.
Ithaca ligt in het Finger Lake District, ook een streek met fraaie natuur. Het is geen grote stad, met ruim 10.000 huishoudens. Tijdens ons verblijf was het er rustig te noemen. Maar als de studenten er weer zijn voor de eerste semesters van Cornell University en Ithaca College dan verdubbelt het inwonertal van Ithaca.
Back home
Ithaca is de laatste plaats die we bezoeken tijdens deze reis. We hebben veel gezien, maar nog niet alles. We vertrekken vroeg om op tijd in New York te zijn voor de vlucht naar Amsterdam. Het is nog ruim 200 mijl autorijden.
De rit gaat voorspoedig. Bij New York aangekomen, zijn er toch een paar verrassingen. We worden via de Lincoln Tunnel de stad in geleid, een toltunnel waarvoor je 18 dollar met schokken. Onwetend dat we daardoor midden op Madison Avenue uitkomen (inderdaad, what the fuck!), waar een enorme opstopping plaatsvindt.
Voetje voor voetje gaan we en de tijd tikt door. Als we eindelijk onze afslag bereikt hebben, is het zaak onze Chevrolet Suburban af te leveren bij het vliegveld. We zien de namen voorbijkomen van alle autoverhuurbedrijven behalve die van Alamo.
Inderdaad, what the fuck! We vinden een adres op een van de papieren, maar dat blijkt een raadselachtig misverstand. Voor ons zien we een leeg bedrijfsterrein liggen. We vragen het bij een parkeerservice. Daar wordt ons vriendelijk maar routinematig verteld dat we bij National moeten zijn. Juist ja.
Nog snel een pomp vinden om het bakbeest af te tanken. Na het afrekenen wil ik weer instappen als een grote zwarte vent tegen me zegt: “Nice wheels!” Ja, dank je wel. Even later zie ik hem zitten in exact dezelfde auto.
Van National naar het vliegveld is dan een eitje. Terug naar Dublin en dan Amsterdam.