Jihad versus MacWorld was één van de interessante programma’s tijdens IDFA 2015. Het programma draagt de titel van het gelijknamige boek uit 1995 van de Amerikaanse politicoloog Benjamin Barber. Twintig jaar geleden voorspelde hij daarin de wereld waarin we ons momenteel min of meer bevinden.
Een duistere heksenketel waarin het kapitalisme volkomen is ontspoord, de verschillen tussen rijk en arm in hoog tempo toenemen, en de haat tegen de westerse wereld vorm krijgt in een evenzeer ontspoord religieus radicalisme en terrorisme.
Dezer dagen gaat Benjamin Barber de wereld over met een ander groot verhaal, maar nu zijn inzichten uit 1995 zo actueel zijn, werkte hij graag mee aan het IDFA. Dat nieuwe verhaal gaat over het belang van burgemeesters in het openbaar bestuur, omdat wereldwijd steeds meer mensen in steeds grotere steden gaan wonen. Terwijl natiestaten steeds meer lijken te falen in het oplossen van problemen zou dat op grootstedelijk niveau wel eens succesvoller kunnen zijn.
Het is een verhaal dat aanklampt bij de films die in het Jihad versus MacWorld-programma te zien waren. De overvloed aan films en beschikbare tijd maakt keuzes noodzakelijk, dus het hele programma heb ik niet kunnen zien. Is de wereld is een heksenketel, het festival is dat ook.
Roofkapitalisme
Wel zag ik Land Grabbing (Oostenrijk, 2015) van Kurt Langbein dat de neokolonialistische praktijken toont van Europese en multinationale bedrijven. In 2007 is de landbouw voor investeerders weer interessant geworden en de film laat zien hoe bedrijven land van lokale bewoners afpakken. Door onwetendheid en vaak met hulp van corrupte bestuurders is inmiddels wereldwijd 200 miljoen hectare landbouwgrond voor spotprijzen verhuurd aan investeerders.
Het is de MacWorld-kant van de zaak. Het zijn ook dit soort activiteiten die de haat tegen het westen in sommige landen aanwakkeren, vertelde Barber in zijn korte inleiding bij de film.
Het is een tomeloos winstbejag dat vaak ten kostte gaat van het milieu, van de lokale voedselvoorziening en de bevolking, die bijvoorbeeld in Cambodja letterlijk van hun land is gejaagd. Zij vinden steun en een schuilplaats bij een boeddhistisch klooster, waarvan een van de monniken fotografie en video inzet om de verwoesting vast te leggen.
De geplande palmolie plantage wordt in het Cambodjaanse voorbeeld nog ternauwernood tegengehouden, in een ander voorbeeld – Cargill in Indonesië – toont de film de schadelijke gevolgen van deze monocultuur voor het land en de werknemers. Uitbuiting is geen uitzondering, eerder regel.
In Sierra Leone vertelt dorpshoofd Ibrahim hoe het dorp in de luren is gelegd door een Europees bedrijf dat hun land gebruikt voor suikerriet. Nu, nadat het contract is getekend, kijkt hij met spijt terug op die beslissing. De voorgespiegelde voordelen bleken helemaal niet op te wegen tegen de nadelen. Gevolgen: de eigen voedsel- en watervoorziening is verstoord en het water ook nog eens vervuild met pesticiden.
Van het suikerriet wordt ethanol gemaakt dat voor bijmenging in de brandstof voor Europese auto’s. Dat is natuurlijk helemaal niet zo milieuvriendelijk als je anderen van elementaire voorzieningen onthoudt. Maar dat zit niet in de prijs doorberekend. De onderneming is bovendien bijna volledig gesubsidieerd (250 miljoen euro) door de Europese Unie. Rijkelijk gesubsidieerde ‘ondernemers’ dus en niet ondenkbaar dat ze hun plan verkocht hebben als ontwikkelingshulp.
Honger voedt de madrassa
In Among the Believers (Pakistan, 2015) van Hemal Trivedi en Mohammed Ali Naqvi zien we het onversneden militant fundamentalisme in de Rode Moskee (de Lal Masjid in het Urdu) in Islamabad. De beweging rond de leider Abdul Aziz Ghazi heeft een groeiend aantal scholen – madrassas – onder zijn hoede.
Het onderwijs is gratis en inclusief maaltijden, wat door de armoede in Pakistan voor ouders een overtuigend argument is om kinderen aan deze scholen toe te vertrouwen. ‘Erst das Fressen, dann die Moral‘. De lessen bestaan uit het van buiten leren van de Koran. Wat de woorden werkelijk betekenen, weten de kinderen niet, geeft één van hen toe.
Abdul Aziz Ghazi heeft de leiding van de beweging overgenomen van zijn vader, ook een hardcore militante moslim die bij een bomaanslag is omgekomen. Dat heeft zijn zoon niet milder gemaakt, integendeel. Het gaat ook hem om de heilige strijd tegen de ongelovigen en de invoering van de sharia.
Tegenover deze haatbaarden plaatsen de makers het verhaal van dorpshoofd Tariq en zijn strijd voor een openbare school. Een leerling op zijn school is Zarina, een 14-jarig meisje dat de madrassa van de Rode Moskee ontvluchtte. Zij vond zichzelf toch echt te jong voor een zwarte boerka. Enthousiast vertelt ze over hoe fijn ze het vindt naar deze school te gaan.
Door bedreigingen van militante moslims wordt de school echter tijdelijk gesloten. Wanneer dat te lang duurt, besluiten de ouders Zarina haar dan toch maar uit te huwelijken. Opnieuw speelt armoede hier een doorslaggevende rol: bruidsschat versus schoolopleiding. En een treurig vooruitzicht voor Zarina: trouwen met een oudere man die ze niet kent en een leven als halve slaaf van haar schoonfamilie.
De heksenketel van het vluchtelingenkamp
Een film die voor mij bij dit tweetal is gaan horen, is A Walnut Tree (Pakistan, 2015). Tijdens het IDFA trad ik op als moderator bij een aantal nagesprekken in de zaal. Deze film kwam er onverwacht bij en zo ontmoette ik de regisseur Ammar Aziz.
Maandenlang verbleef hij in vluchtelingenkamp Jalozai, zuidoostelijk van Peshawar, waar hij dit verhaal en zijn hoofdpersoon ontdekte. Let wel: het gaat hier dus om ontheemden uit eigen land.
Centraal in de film staat een oude Pakistaanse man, die met het gezin van zijn zoon in het kamp is beland. Ze zijn gevlucht voor het geweld in de grensregio van Afghanistan en Pakistan, waar de Taliban en het Pakistaanse leger regelmatig slaags raken. Slachtpartijen onder de bevolking en vernietiging van dorpen zijn er niet ongewoon.
Met het leven in het kamp, waar zo’n 20.000 mensen onder armzalige omstandigheden verkeren, kan de oude man niet overweg. Hij voelt zich een beest. Melancholisch vertelt hij over zijn oude leven, als onderwijzer en dichter, op het land waar zijn grootvader hem ooit opdroeg voor de jonge walnoot boom te zorgen.
Hij mijmert over de vraag wie een goede en werkelijke moslims zijn? Zijn dat de Taliban? Het leger? En intussen wil hij het liefst terug naar zijn huis en geboortegrond, wat tot lastige discussies leidt met zijn zoon en schoondochter.
Na een bezoek aan een feestje van familielid, waar muzikanten optreden, blijkt de oude man te zijn verdwenen. Zijn zoon gaat nog op zoek, maar naar het lot van zijn vader kunnen we slechts gissen. Regisseur Ammar Aziz vertelde na afloop van de film dat hij, de laatste keer dat hij het kamp bezocht, ook de rest van het gezin niet meer kon terugvinden. De heksenketel is overal.